16-12-2025 |

Voorzitter Marten van Osch wil bestendigen en bouwen

UNO was de afgelopen jaren een van de hardst groeiende hockeyclubs van Nederland. Nieuwe voorzitter Marten van Osch erft dan ook een club die uit zijn jasje barst. In zijn nieuwe rol kijkt hij ernaar uit om de club te gaan begeleiden naar een nieuwe fase. “Eerst samen de basis op orde, dan samen verder groeien.”

 

Onze nieuwe voorzitter is geen onbekend gezicht op en rond de velden van UNO. De meeste leden zullen hem kennen als bestuurslid Jeugd en de man die zich tot voor kort bezighield met de teamindelingen. Maar al vanaf het prille begin van onze club stond hij langs de lijn als coach bij de wedstrijden van dochter Sara (17), die tot haar zestiende hockeyde bij UNO. Zijn zoon Crijn (15) hockeyde heel even bij UNO, maar koos uiteindelijk voor voetbal. Eerst bij Sporting, inmiddels op hoog niveau bij Kampong. Ook zijn jongste, Sam (10) voetbalt bij Sporting. Marten, lachend: “Ik heb nog geprobeerd hem ertoe te bewegen om te gaan hockeyen, maar helaas.” Wel kan hij nog ‘hup UNO’ roepen bij de wedstrijden van bonusdochter Nina (17), die hockeyt in de MO18-2.

 

Ben je zelf eigenlijk een beetje sportief?

“Ik vind het heerlijk om te sporten, maar eerlijk is eerlijk: ik doe het op dit moment te weinig. Sport heeft altijd een grote rol gespeeld in mijn familie. Mijn vader, Henri van Osch, was op jonge leeftijd topsporter in de zwemsport. Hij zwom op 19-jarige leeftijd de 200 meter rugslag tijdens de Olympische Zomerspelen van 1964 in Tokyo. Mijn moeder studeerde aan de ALO en werkte als sportlerares. Ze zijn beiden in hun studententijd gaan hockeyen. Zelf heb ik vanaf mijn zesde jaar gehockeyd, in mijn studiejaren bij USHC en daarna nog een paar jaar bij SCHC. Tot ik in 2009 mijn linker kruisband afscheurde tijdens een wedstrijd bij Kampong. Formeel sta ik nog op de trimhockey-lijst. Maar in de praktijk... Ik zou het nog steeds wel willen oppakken.”

 

Als voorzitter erf je een club die vol zit en voor het eerst in zijn bestaan moet werken met een wachtlijst. Wat betekent dat voor de komende jaren?

“De groei is enorm geweest, vooral bij de jongste jeugd. We werven nauwelijks actief maar toch blijven nieuwe leden zich melden. Dat is positief, maar het betekent ook dat we ons diepste verlangen – dat iedereen moet kunnen hockeyen – niet onbeperkt kunnen blijven waarmaken. Dat is natuurlijk wel wat we het liefste willen; waar we nota bene voor zijn opgericht. Met een beetje goede wil en wat omdenken is er nog wel wat mogelijk: wedstrijden dichter op elkaar plannen, inlopen kan ook langs de Vecht. Maar de realiteit is dat we op dit moment echt te weinig veldcapaciteit hebben. En dat onze basisprocessen – ledenadministratie, organisatie van trainingen, werven van vrijwilligers, communicatie – onder druk staan. Dat vraagt om een pas op de plaats. Met het bestuur hebben we er daarom voor gekozen om die het komende jaar ook te maken. Seizoen 2025-2026 staat in het teken van rust, duidelijkheid en duurzaamheid. Waarin we processen tegen het licht gaan houden en willen professionaliseren. Het motto dat daarbij hoort is: ‘de basis op orde’. Eerst bouwen aan een stevig fundament waar iedereen op kan vertrouwen, daarna samen verder groeien.”

 

Wanneer is dat wat jou betreft een succes?

“Ik hoop dat we als bestuur over een jaar of drie meer besturen, en minder uitvoeren. Dat we lange lijnen gaan uitzetten die gedragen gaan worden door meer schouders. Dat we ruimte geven aan vrijwilligers en eigenaarschap stimuleren. Daar bedoel ik niet mee dat we als bestuur alleen nog maar achteroverleunen en vergezichten gaan delen. Maar wel dat we meer gaan focussen op de lange termijn, en de waan van de dag een beetje loslaten. Verder wil ik graag investeren in de doorontwikkeling van het trainingsgedeelte, iets waarmee UNO zich in mijn ogen onderscheidt ten opzichte van andere clubs. Vernieuwende trainingsvormen, combinaties met andere sporten, aandacht voor psychische aspecten - bijvoorbeeld omgaan met negatief gedrag tijdens de wedstrijd - en betere aansluiting van de trainingsopzet bij individuele behoeften van spelers. Daar liggen volgens mij kansen."

 

Er wordt al lang gepraat over de mogelijkheid van een derde veld. Gaat dat lukken in jouw termijn?

“Dat zou super zijn en we voeren hierover verkennende gesprekken met de gemeente Utrecht, maar we moeten realistisch blijven. Het realiseren van een derde veld is een uitdagende opgave die niet vanzelfsprekend op korte of middellange termijn is gerealiseerd. Er is geen beschikbare plek en geen budget. Tegelijkertijd groeit de behoefte: de gemeente Utrecht wil uiterlijk in 2040 acht nieuwe sportvelden hebben aangelegd, en bij Rijnvliet, Zwaluwen en Maarschalkerweerd-noord zullen op korte termijn al uitbreidingen worden gedaan. Ik weet dat bij ons het frisbeeveld lonkt, maar dat hoort toch echt bij onze voetbalburen SV Vechtzoom. Overigens, dat de gemeente per definitie een extra hockeyveld wil aanleggen is geen gelopen race; dit moet passen bij de behoeften in de omliggende wijken. Een derde veld met de daarbij horende groei betekent bovendien ook iets voor de gemoedelijkheid van je club en dus voor de leden. Daar moet je het ook over hebben met elkaar.”

 

Wat voor type voorzitter wil je zijn?

“Ik wil een voorzitter zijn voor alle leden. Mijn focus heeft tot nu toe natuurlijk altijd op de jeugd gelegen. Ik zal mijn best gaan doen om met de senioren in datzelfde contact te komen. Verder wil ik onze leden graag meer betrekken bij hoe we invulling geven aan dingen. Ik vind openheid en transparantie heel belangrijk. Waarom doen we de dingen die we doen? Wat zijn onze achterliggende waarden? Neem de slogan ‘Iedereen op één’. Iedereen geeft daar z’n eigen invulling aan, maar wat betekent die nu precies? En wat is een inclusieve club? Kunnen we dat nog breder trekken? Ik heb daar bepaalde ideeën over die ik ook zal benoemen. Maar ik heb niet alle wijsheid in pacht. Dus laten we vooral het gesprek met elkaar aan gaan. Ik ben daar graag laagdrempelig in. Dus schiet me vooral aan op de club.”

 

Wat doe je als je geen voorzitter van UNO bent?

“Ik ben opgeleid als jurist, maar ben in mijn werk vooral generalist, bijvoorbeeld als bestuursadviseur. Als zzp-er werk ik voor uiteenlopende organisaties - kortgeleden nog bij de TU Delft - en ben ik bij voorkeur als een spin-in-het-web betrokken bij verandertrajecten. Meestal in de non-profit sector. Dat maatschappelijke tintje vind ik prettig. Iets van waarde toevoegen. Daar ligt ook gelijk de link met UNO.”

 

Welke rol zie jij weggelegd voor UNO in het hockeylandschap?

“UNO speelt een vernieuwende rol door soms bewust af te wijken van traditionele patronen en tegen heilige huisjes aan te trappen. Niet om tegendraads te zijn, maar om vastgeroeste gebruiken te doorbreken en de status quo te bevragen. De KNHB gaat voor inclusiviteit, maar het eerste wat je ziet als je binnenloopt bij een hockeycongres, is de Volvo stand.  De overgrote meerderheid van de Nederlandse hockeyclubs heeft een mannelijke voorzitter. Team 1 speelt altijd op veld 1. Waarom is dat? En wat als we dat doorbreken? Ik houd ervan om een beetje dwars te denken, een beetje te ontregelen. Dat zit ook in het DNA van UNO. Ik vind dat we dat, zonder moraliserend te worden, moeten koesteren.”